"Ik ervaar schilderen als filosoferen met gekleurde modder. Probeer de hemel te zien in een modderplas."
Mario ter Braak (Hengelo, 1960) studeerde in 1981 aan de Academie voor Beeldende kunst in Arnhem, maar koos in 1982 voor de Minerva Academie in Groningen. De fascinatie voor het kijken, de manier waarop we zien, komt bij ter Braak voort uit verwondering. Na het afronden van zijn studie aan de Academie Minerva schilderde hij de dingen om zich heen die hem troffen: een hoekje van zijn atelier, het uitzicht uit het raam, een vrouw in een kamer, etc. De onderwerpen deden zich eenvoudigweg aan hem voor en hij schilderde ze om te onderzoeken wat het licht ermee deed. Zijn belangstelling ging toen vooral uit naar de ruimtelijke werking in een plat vlak. Na verloop van tijd begon hij met objecten te schuiven, hun positie te veranderen, ze in een andere context te zetten en raakte hij gefascineerd door de verandering die ze ondergingen. De dingen verloren hun alledaagse betekenis.
De kunstenaar schildert voornamelijk stillevens die ongewoon te noemen zijn. Hij stelt dat zijn stillevens betrekking hebben op hoe de mens waarneemt. Wat in de schilderijen van Mario ter Braak opvalt is de strakke ordening der dingen. Fruit ligt netjes in een lijn op het tafelblad, dode vissen zijn keurig uitgestald op een schaal of bloemen worden gedrapeerd als een waaier. Kenmerkend voor een stilleven is dat de kunstenaar ordening aanbrengt in de objecten die hij gaat schilderen. Hij componeert ze tot een samenhangend en esthetisch interessant geheel. Dit doet Mario ter Braak ook, maar hij zet eveneens vraagtekens bij deze vanzelfsprekendheid. Door de voorwerpen te benadrukken, maakt hij de ordening ervan nadrukkelijk zichtbaar. Ter Braak bevraagt eveneens de hiërarchie tussen voor- en achtergrond in een stilleven. In zijn schilderijen is de achtergrond dan ook even belangrijk als het object zelf.
De kunstenaar stelt de betekenis van dingen ter discussie door objecten uit hun context te halen en onlogisch te ordenen. De onderwerpen die de kunstenaar kiest, zijn tijdloze ' lichamen' als vruchten en vissen naast
'ondingen' als wasbakken. Door zo enscenerend en manipulerend te ordenen met een intens zintuiglijk gevoel, ontstaan manifeste beelden, waarin betekenissen verschuiven. De perceptie van zowel de beschouwer als de kunstenaar staan centraal.