"Ambachtelijk monnikenwerk verrichten, de tijd en je omgeving vergeten en iets creëren, is wat ik als schilder het prettigst vindt."
Voordat Ellen de Groot (Groningen, 1959) besloot zich aan de schilderkunst te wijden, volgde ze een mode-opleiding en werkte ze in de haute couture. Pas op haar 25e kwam ze in aanraking met olieverf. Zelf omschrijft ze het als een openbaring, liefde op het eerste gezicht. Het medium paste haar perfect en om het ambacht te leren ging ze grote meesters als Rubens, Velasquez en Raphael naschilderen.
Vrouwen vormen een het thema in het werk van Ellen de Groot. Zij worden weergegeven in prachtige kostbare stoffen in een vaak ondefinieerbare ruimte. Hierdoor wordt een sfeer van tijdloosheid opgeroepen.
Elk schilderij is een uitdrukking van rust en contemplatie. Harde lijnen worden verzacht en sterke emoties afgezwakt.
De kunstenaar heeft een voorkeur voor het vrouwenbeeld, omdat ze zich als vrouw daarin het beste herkent. Haar liefde voor mooie stoffen komt uiteraard voort uit haar ervaringen met de haute couture. Vanuit die belangstelling is ze ook geboeid door de Vlaamse Primitieven, zoals Memling en Rogier van der Weijden.
Net als haar beroemde voorgangers streeft ze naar een perfecte stofuitdrukking. Het detailwerk, daar houdt ze van.
De Groot zet haar voorstelling op masoniet op met bruinen. Daarna werkt zij de voorstelling vrij gedetailleerd uit, waarbij de lichtere en donkere partijen de nadruk krijgen. Vervolgens brengt ze kleur aan, soms in vele dunne lagen om zo de intensiteit te verhogen. Ze werkt vaak aan meerdere schilderijen tegelijk om zo de blik open te houden.